Wat moet er op je eerste slide?
Het huis staat in lichterlaaie. De vlammen springen uit het scherm. Ik voel de schroeiende hitte op mijn wangen.
Op de tweede slide verschijnt de brandweer die de vuurzee overwint.
Dan zien we wat rest: troep, schuim en veel bluswater.
‘Waar blijven we met het vervuilde water?’ vraagt de onderzoeker. ‘We kunnen het niet zomaar in het riool lozen.’
Dan pas verschijnt de titelslide. Het onderzoek gaat over de verwerking van vervuild bluswater, om te voorkomen dat het in onze waterlopen terecht komt.
Ik zit op het puntje van mijn stoel.
Hoe gaat het meestal?
De meeste presentaties beginnen met een titelslide, gevolgd door een inhoudstafel. Of erger nog: meteen met de onderzoeksaanpak.
Waarom werkt dat niet? Omdat je dan met de deur in huis valt, terwijl we nog niet weten of we wel willen binnenkomen.
Je moet het publiek laten voorproeven. Zoals wanneer je je neus in een glas wijn stopt voordat je drinkt. Dat opent de zintuigen en prikkelt voor wat komt.
Hoe laat je het publiek voorproeven?
De eerste slide moet aan hun mouw trekken, om hun aandacht te krijgen. In mijn voorbeeld is dat het huis in lichterlaaie.
Start met een probleem of een behoefte waarop je tijdens de presentatie een antwoord zal geven. Zorg er voor dat het gaat om iets waar jouw publiek wakker van ligt of waar het iets bij kan voelen. Van het bluswater uit het voorbeeld lig ik niet meteen wakker, maar wel als het onze rivieren vervuilt.
Je mag best choqueren, zoals Michael Braungart die zijn behoefte op het podium doet.
Met een persoonlijk verhaal scoor je ook. Doe je onderzoek naar jongeren met dyslexie en de impact op hun leergedrag? Toon dan een foto van Mieke, 17 jaar oud, met dyslexie en leerproblemen.
Van probleem naar oplossing
Je hebt het probleem of de behoefte geschetst. Dan is het nu tijd voor de ‘yes we can’. Er bestaat immers een oplossing. Jouw onderzoek gaat daar naar op zoek. In het voorbeeld van het bluswater schetst de onderzoeker de behandeling om vervuild water te filteren.
Vertel kort waarover je onderzoek gaat en hoe je een antwoord zoekt op het probleem of de behoefte.
En nu pas komt de titelslide opduiken. Want nu heb je de toeschouwers mee. Nu hebben ze aandacht voor wie je bent en wat je hen voorschotelt.
Wat zet je op de titelslide?
Op een titelslide hoort een titel te staan, jouw naam als presentator en de instelling waartoe je behoort. Een logo mag, maar hoeft niet. Een foto mag, maar hoeft niet omdat je tijdens de voorgaande slides al met foto’s hebt gewerkt.
Wat zet je niet op de titelslide? De naam van het event, omdat het publiek die al kent. De datum mag je ook schrappen. Een URL en e-mailadres komt op de laatste slide, niet op de titelslide.
Na een sterke opening heb je ook een titel nodig die knalt. In een eerdere blogpost gaven we je al 5 manieren om te scoren met je titel.
De titelslide biedt je meteen ook de kans om iets over jezelf te vertellen. Wat is de link tussen jou en het thema dat je onderzoekt? En vertel iets over de expertise die jouw onderzoekseenheid heeft opgebouwd over het thema.
Is een goede start alles?
Een goede start geeft je een grote voorsprong. Het publiek is immers benieuwd naar het hele verhaal.
De presentatie over de verwerking van het bluswater begon sterk. Maar na enkele minuten haakte ik af. Ik snapte er geen jota meer van. Een gemiste kans voor de onderzoeker. De volgende keer neem ik hem mee naar de kinderuniversiteit, om helder te leren presenteren.
En hoe na een sterke start ook nog de finish halen? Dat is voor een volgend artikel of in één van onze workshops.
Samengevat
Slide 1: verras, gebruik een getuigenis of choqueer, maar zorg vooral dat je de aandacht trekt met een beeld dat verband houdt met jouw thema.
Slide 2: licht kort het probleem of de uitdaging toe waarop je tijdens het onderzoek een antwoord zoekt.
Slide 3: de oplossing. Toon een beeld van hoe jouw oplossing eruit ziet of hoe jij met je onderzoek ons meer kennis bijbrengt over het probleem of de uitdaging.
Slide 4: de titelslide. Waarover zal je presentatie gaan? Zeg ook iets over jezelf als onderzoeker.
Zorg er voor dat de opening niet te lang duurt. De details krijgt het publiek later. De opening dient als voorproefje.
(foto: Ada Be)